De Demmer

Uit Op en um'n Bölt nr. 113 dd. 11 juni 1976

 

OVER VROEGER - De kern van de Marke Lonneker, de Boerderijen en hun bewoners.

 

DE DEMMER

 

De oudste benaming van dit erve vinden we in 1302 als er sprake is van 'Domu thor Damme', in 1733 wordt er geschreven over 'Demmer en ten Damme' en in 1853 'Veger op Demmer'.

In het laatstgenoemde jaar trouwt de enige erfgename van De Demmer, Gerharda ten Dame, met Johannes Veger.

In het oorkondenboek van Overijssel is over het Erve Demmer te lezen, dat op 3 december 1302 Bisschop Otto van Münster verklaart, dat hij het leengenot had van enkele akkers, geheten: 'Emersbrokenland', liggend voor de St. Ludgerspoort van Münster, behorende aan Heylewiges, weduwe van Reinbolders de Emersbroke en de vrouw van Reinbertus de Roemer. Deze lenen behoorden voordien tot het kerkbezit van Münster. Voor deze twee lenen heeft de bisschop de beide genoemde dames twee hoven in het kerspel Enschede nl. 'Geredynek' (Geerdink) en het daarbij gelegen huis in de buurtschap Uselo (Usselo) en 'Thor Damme' in de buurtschap Loninckhere (Lonneker). Beide erven ressorteerden onder Hof Welhusen als borgheren.

In het schattingsregister van 1475 kom je tegen dat het erven ten Dam behoorde aan de Joffers van Wullem (Stepahnie van Wullem van Westfalen). In het verpondingsregister van 1601 staat vermeld, dat het erve Demmer 'woest lag'. Het bezat toen 3.6 ha bouwland. Ook vermeldt het register dat indien de ouders overlijnde, het erve vrijsgoed is voor de kinderen. Het komt in vorige eeuwen veelvuldig voor dat ervan 'woest liggen', als gevolg van de zwarte dood (de pest). Ook is van die tijden bekend, de ouders hun kinderen veilig wilden stellen voor de opkomende perstepidemie en ze naar veiliger oorden (ook vaak naar kloosters) brachten. De ouders bleven op het erf vaak met de nare gevolgen, dat ze met al de levende have op het erg hun honkvastheid met de dood moesten bekopen.

Als dan later de kinderen terugkwamen vonden ze het braakliggende erve in zeer verwaarloosde staat terug. Het is best mogelijk, dat in 1601 op de Demmer van zön hiervoorgenoemde situatie sprake is.

PROCES DEMMER CONTRA SPOLMINK

Bij het huwelijk van Johannes Veger met Gerharda ten Dam in 1853 neemt de bruidegom een schuldbekentenis over van de vader en de broer, Gerrit en Gradus ten Dame. Hoe die schuldbekentenis was onstaan, zal ik proberen uiteen te zetten. Op het Erve Demmer lag vroeger het recht van molen, het recht om koren te maken voor de inwoners van de marke Lonneker.

Dit was een zgn. begunstigd recht.

Naast het erf lag vroeger aan de noord-west kant een watermolen. Tussen de oude boerderij en het nieuwe huis van Veger heeft de molenkolk gelgen. Over deze kolk liep een dam (de naam Ten Damme?) De wateraanvoer voor deze molen kwam van Het IJzerhaar en de Linderes. Het water verzamelde zich in een soort bekken dat lag ter hoogte van het huidige P.H. ter Meulenplantsoen en via een grote beek stroomde het in de richting van de huidige slagerij Henk ter Beek en langs de Demmerskamp naar de watermolen bij De Demmer. Vandaar ging het in de richting van het Lönneker Steumke, langs Het Rot naar de Vanekerbeek. Toen in het begin van de vorige eeuw de watertoevoer voor deze molen verminderde door verbetering van de algemene waterafvoer, ging De Demmer van watermolen over op windmolen, welke hij liet bouwen hoog tegen de Elsenkamp. Deze grond behoorde destijds ook tot het erve Demmer. De eerste molen heeft gestaan aan de Lonneker Molenweg tegenover de huidige molen en deze werd 'Demmersmöl' genoemd.

Toen de windmolen eenmaal gebouwd was dachten Gerrit en zijn zoon Gradus ten Dame de beek niet langer nodig te hebben en gooiden hem dicht. Dit was echter een misrekening, want een klein slootje, dat in zuidelijke richting liep naar de boerderij die aan de Dorpsstraat ter hoogte van de panden 61 en 63 gelegen was, kon de afvoer van het water niet meer aan, wat weer tot gevolg had dat de gronden van her Erve Spölmink te maken kregen met wateroverlast. Spölminks gebied werd in die dagen begrensd door de Pastoorsdiek (Sch. Reimerstraat) Oldenzaalsestraat tot Drogisterij Krabbe en vandaar in zuidwestelijk richting tot de Lonnekerschool. Hierop volgende een jarenlang proces, dat tenslotte door Spölmink werd gewonnen. Demmer moest de beek weer uitdiepen en draaide tevens voor de proceskosten op. De gerechtelijk uitspraak dateert van 1816.

De boerderij van Demmer brandde in 1803 af en werd toen in de huidige staat herbouwd, met aan de voorzijde een kleine opkamer, zgn. komiesenkaemerke.

Share our website